aanrekening, hinder, ...).
Aandacht besteden aan de reactie van je kind op je reactie
(acceptatie, involgen, verzet, afwijzing, opwinding, ontkenning,
onbegrip, negeren, niet-doordringend, geschrokken, aange-
daan, onbegrepen voelen, aangevallen voelen, afgewezen
voelen, geviseerd voelen, verongelijkt voelen, ...).
Je kind leren op opmerkingen, kritiek, ... te reageren met
rustig blijven, met zich informeren waarover het precies gaat
en met zelfvertrouwen en geloof in het specifiek te kunnen
oplossen, eerder dan te reageren met onrust en opwinding,
met defensie en ontkenning, en met zich slachtoffer en
persoonlijk geviseerd te voelen.
Zo iets fout loopt, nagaan wat er fout loopt en waarom, eruit
trachten leren.
Vermijden waar je zelf geen oplossing voor vindt te (ver)wijten
aan je kind.
Je kind zonodig laten kiezen uit twee inbindende reacties
of antwoorden (naar buiten of stil zijn, antwoord je op mijn
vraag of ga je me vertellen wat er is, ...).
Zo iets vastloopt (impasse, te ernstig, gefixeerd, ...) het eens
losschudden (hernemen, relativeren, loslaten, ...).
Wat verloren gaat bij spanningen en problemen (aandacht,
interesse, empathie, perspectiefname, luisterbereidheid,
kalmte, geduld, soepelheid, gelijkheid, gelijkwaardigheid,
nabijheid, samen, herkenning, begrip, openheid, realisme,
beïnvloedbaarheid, eigen aandeel, erkenning, waarderen,
betrokkenheid, vertrouwen, zelfvertrouwen, vrijheid,
bewegingsruimte, bekennen, toegeven, tegemoetkomen,